SYRIE

week 1

week 2

Als je zo vroeg in de ochtend verreisd aankomt in een nieuw land in je basic back pack hotel is het altijd weer even schrikken. Je bent dan moe en je wilt eigenlijk alleen maar slapen. Maar wij moeten eerst praten met Rakim. Rakim is de chauffeur van het hotel, hij heeft ons opgehaald van het vliegveld en hij herkende ons meteen van vier jaar geleden. Met een brede grijns staat hij te zwaaien als we na uren wachten eindelijk dat visum hebben en door de douane zijn. Het is heel vroeg in de ochtend. Rakim kletst non stop en we voelen ons verplicht te antwoorden, hij is zo enthousiast, maar wij zijn zo moe. Hij vertelt over de dictator Assad van de Assad dynastie, hij vertelt dat ze de afgelopen jaren de belasting drastisch hebben verhoogd om zichzelf te verrijken, hij vertelt ook dat het internet nu perfect is en dat gelukkig bijna iedereen een mobiele telefoon heeft, hij zegt in die zin zijn we dus zelf toch ook rijker geworden. Nou vragen wij ons dat bij dat laatste wel af, dat de wereld vergeven is van mobiele telefoons zien wij vooral als armoede, geestelijke armoede waar de wereld zich mee vermaakt alsof er niets anders meer bestaat. We praten Rakim naar huis en om 5.00 uur rollen we uitgeput in onze ijzeren ledikanten, vallen als een blok in slaap en worden na een half uur nog even gewekt door de vroege ochtendmoskee die hier driftig staat te loeien. Maar onze vermoeidheid wint en we pakken de nacht tot 9.30 uur in de ochtend.

Damascus

Ondanks de korte nacht zijn we meteen om 10.00 uur op pad, de moskeeën roepen en lonken. Het is nog stil op straat, het is zondag, we lopen door de Souq al-Hamidiyya naar de Umajjaden moskee. Uren hangen we hier rond. Deze moskee is waarschijnlijk het eerste bouwwerk dat speciaal voor de islamitische eredienst, waarin de nadruk op het gebed ligt, is gebouwd. De thee aan het einde van de ochtend drinken we bij het thee- en waterpijpencafé. De Sayyida Ruqayya Mosque staat eigenlijk als eerste op onze lijst, maar is als tweede aan de beurt. Het is een Iranese moskee, het Las Vegas onder de moskeeën, alles fonkelt en glittert hier.

Reizen in bakermat van de beschaving:

De Neolithische Revolutie

Rond 10.000 jaar v. Chr. begonnen mensen zich voor het eerst te vestigen in kleine dorpsgemeenschappen en landbouw te bedrijven. Deze belangrijke overgang van jagen en verzamelen naar landbouw wordt door archeologen aangeduid als de Neolithische Revolutie of Revolutie van de Nieuwe Steentijd. In deze periode zijn verschillende stadia waarneembaar. Het proces begon in het Nabije Oosten, in het gebied dat wordt aangeduid als de Vruchtbare Halve Maan. Deze brede strook vruchtbaar land loopt vanaf de Perzische Golf via het Tweestromenland (Mesopotamië) geleidelijk naar het noordwesten, over het noorden van Syrië en zuidwaarts tot het gebied rond de Dode Zee. Resten van Neolithische boerengemeenschappen zijn onder meer gevonden aan de Eufraat (Buqras en Muraybit) en bij Damascus.

afbeelding van syrië 

Soemeriërs

De eerste steden van Mesopotamië werden vanaf ongeveer 4000 v. Chr. gebouwd door de Soemeriërs. De Soemeriërs vonden het spijkerschrift uit, wat meestal als het einde van de prehistorie wordt beschouwd, om hun complexe samenleving te helpen besturen.

Hoewel de kern van de Soemerische cultuur in Zuid-Mesopotamië lag, was de uitstraling van deze cultuur naar Noord-Mesopotamië groot. Langs de noordelijke Eufraat ontstonden handelssteden die in cultureel opzicht Soemerisch genoemd kunnen worden, hoewel de bewoners etnisch en taalkundig gezien Semitisch waren. Mari was zo'n stad. De cultuur van de Soemeriërs was zo krachtig dat toen nieuwe volken in dit gebied aan de macht kwamen, de Soemerische cultuur zich handhaafde. Ook het schrift werd door andere volken overgenomen

De Vroege Bronstijd

In Syrië viel deze periode samen met de vroeg-dynastieke periode, waarin grotere steden als Mari en Ebla ontstonden, elk met hun eigen invloedssfeer, soms elkaar beconcurrerend. De voorspoed van deze steden berustte niet alleen op de handel, maar ook op de vruchtbaarheid van het door hun gecontroleerde gebied.

In de periode tot ongeveer 2400 bleef de onafhankelijkheid van de Soemerische en Syrische koningshuizen gehandhaafd, maar rond 2340 wist Sargon 1 van Akkad de macht te grijpen in heel Mesopotamië en Syrië. Ook de koningen van Mari en Ebla moesten buigen voor zijn veroveringszin. Sargon leeft voort in legends en de latere Assyrische koning Sargon 2 probeerde deze koning bewust te imiteren, net zoals de grote Hammurabi van Babylon de latere koning Nebukadnezar tot lichtend voorbeeld strekte.

De Midden-Bronstijd

Een nieuw volk diende zich aan in deze periode, een semitisch nomadenvolk uit de Syrische steppenwoestijn. Zij namen bezit van de belangrijkste stedelijke gebieden van Syrië en Mesopotamië. Het waren de Amorieten, zij stichtten in Mari een zelfstandig koninkrijk dat in de 18de eeuw tot grote bloei kwam onder koning Zimrilim. Mari werd rond 1760 verwoest door Hammurabi van Babylon, die heel Mesopotamië aan zich wist te onderwerpen. Hij probeerde van het Tweestromenland een eenheidsstaat te maken met één wet en één taal. Aan het Oud-Babylonische Rijk kwam echter al rond 1600 een einde door de inval van nieuwe immigrantenvolken uit het oosten en door de opkomst van een nieuwe grootmacht uit het noorden: de Hittieten.
Egypte viel in diezelfde periode ten prooi aan grote onrust, maar de farao's van het Nieuwe Rijk besloten om hun buitenlandse politiek van nu af aan serieus te nemen. Vanaf dat moment werd het politieke lot van het Midden-Oosten bepaald door Egyptische farao's en Hittitische koningen.

De Late Bronstijd

Deze periode stond vrijwel geheel in het teken van de rivaliteit tussen Egypte en de Hittieten. In 1286 werd grootscheeps slag geleverd bij Qadesh (in de omgeving van Homs), deze slag werd gewonnen door de Hittieten en men sloot de 'Eeuwige Vrede'. Het gebied ten noorden van de Nahr al-Kalb ('hondenrivier'), kwam aan de Hittieten toe, inclusief Ugarit en Aleppo. Damascus kwam in de Egyptische invloedssfeer te liggen.
Door handige diplomatie wisten de koningen van Ugarit al die tijd te profiteren van de oorlogssituatie en de stad bloeide door de handel als nooit tevoren, dit gold ook voor andere handelssteden, zoals bijvoorbeeld Arwad.

De IJzertijd

Drie belangrijke volksverhuizingen markeren het begin van de IJzertijd: de inval van de 'Zeevolken', de opmars van de Arameëen vanuit het zuiden, en de Exodus, waarbij in elk geval een aantal stammen van Israël zich rond 1200 in het gebied van de Kanaanieten vestigde.

Voor het Hittitische Rijk waren de invallen van de Zeevolken, waarvan de etnische oorsprong onduidelijk is, de genadeklap. Na 1200 bleven er in het noorden van Syrië enkel nog een aantal neo-Hittitische nederzettingen over, waarvan Ain Deraa er een is. Ook Ugarit moest het loodje leggen tegen de Zeevolken. Het geheim van de Zeevolken was gelegen in de kunst van het smeden van ijzer, wat na verloop van tijd ook in de rest van het Midden-Oosten bekend raakte.
In dezelfde tijd diende zich ook een nieuwe vloedgolf nomaden uit de woestijn aan, de Arameëen. Zij stichtten overal in Syrië en Mesopotamië onafhankelijke stadstaten, waar Damascus er een van was.

Het enige volk dat min of meer buiten deze chaos bleef waren de Phoeniciërs, het zeevarende handelsvolk dat de Syrische kuststreek bewoonde. Vanuit hun hoofdstad Tyrus bevoeren zij de hele Middelandse Zee. Het gebruik van het alfabet dat in Ugarit was ontwikkeld werd onder de Phoeniciërs gemeengoed. Het Aramese alfabet werd weer van het Phoenicische afgeleid.
Rond 800 v. Chr. verscheen een nieuwe supermacht aan de horizon: het koninkrijk Assyrië, waarvan de oorsprong lag aan de oevers van de Eufraat. In 744 v. Chr. veroverde Tiglath-Pileser 3, heel Syrië. De bevolking van Damascus werd in ballingschap weggevoerd. De politiek van verwoesting en deportatie werd overgenomen door de Neo-Babyloniërs of Chaldeëen, die vanaf 625 v. Chr. hun macht in Mesopotamië begonnen uit te breiden. De Neo-Babylonische koning Nebukadnezar liep Syrië, Phoenicië en Palestina onder de voet. Maar het duurde niet lang of het Babylonische Rijk zou op zijn beurt omver worden geworpen door een nieuwe grootmacht, ditmaal afkomstig van buiten het Tweestromenland: de Perzen.

Perzen

In 539 v.Chr. veroverde de Perzische koning Cyrus de stad Babel en van daaruit rukte hij verder op en veroverde het hele gebied van de Vruchtbare Halve Maan. Anders dan hun voorgangers richtten de Perzen in de steden die zij veroverden geen verwoestingen aan. Niet alleen de bewoners, maar ook hun goden werden ongemoeid gelaten. De centrale regering bevorderde de eenheid en stabiliteit van het rijk door de invoering van een rijksmunt en een officiële taal, het Aramees. Door de relatieve rust en de aanleg van nieuwe wegen kon er weer volop handel gedreven worden tussen de verschillende rijksdelen

Alexander en het Hellenisme

In 334 v. Chr. viel Alexander van Macedonië het Midden-Oosten binnen. Na Alexanders dood in 323 v. Chr. ontstond er onder zijn generaals strijd over het te verdelen wereldrijk. In 312 wist Seleucus 1 Nicator de macht te grijpen in Babylonië, en het Seleucidische koninkrijk kreeg daarna vaste voet aan de grond in Syrië. De hoofdstad werd Antiochië. De grens met het Ptolemeïsche koninkrijk van Egypte, gesticht door een andere generaal van Alexander, liep aanvankelijk ten zuiden van Hama. Van de rivaliteit tussen de beide koninkrijken profiteerden de Arabische Nabateëen: zij breidden hun invloedssfeer gestaag uit naar het noorden. Intussen veroverden de Parthen het gebied ten oosten van de Eufraat en drongen herhaaldelijk door tot in het Seleucidische Rijk.
Tijdens Alexanders veldtochten waren overal koloniën gesticht, waarvanuit zich de Hellenistische cultuur in de daaropvolgende eeuwen had verspreid. Een golf van verkeer tussen oost en west kwam op gang en Syrië lag precies in het midden: het werd vanuit alle zijden 'gehelleniseerd'. Het Grieks verving het Aramees als officiële taal. Nieuwe steden als Laodicea (Latakia) en Apamea werden gebouwd volgens de Griekse principes van stadsplanning. De autochtone bevolking begon Griekse modellen te integreren in de eigen kunst en architectuur; de Nabatese en de Palmyreense architectuur zijn daarvan de meest sprekende voorbeelden.

Tegen de tijd echter dat de Romeinen arriveerden, hadden de Seleuciden te maken met vijanden en opstanden op bijna alle fronten.

De Romeinen

Het Seleucidische Rijk liep op zijn laatste benen toen de Romeinse generaal Pompeius in 64 v. Chr, binnentrok en de Romeinse provincie Syria in het leven riep, met Antiochië als hoofdstad. Ten zuiden van deze provincie creëerde Pompeius de Dekapolis, een tien-steden bond, waar ook Damascus deel van uitmaakte. Deze steden moesten de Romeinse handelsbelangen dienen en vormden bases waarvandaan het lastige Judea en het Nabatese koninkrijk in de gaten konden worden gehouden. In 73 n. Chr. verwoesten de Romeinen Jeruzalem en verdreven de bevolking. Judea werd voortaan Palestina genoemd
De provincie Syria en de Dekapolis profiteerden van de nieuwe politieke verhoudingen. Nieuwe wegen werden aangelegd en de belangrijkste steden kregen een Romeins aanzien. Ook de landbouw kreeg een nieuwe impuls. De Hauran, het gebied ten zuiden van Damascus, werd als graanschuur van Rome een welvarend gebied.

Het Nabetese koninkrijk werd voorlopig door Rome gedoogd en controleerde het noord-zuid verkeer van Damascus, via Bosra en Petra, naar Arabië. In 106 n. Chr. versterkte Rome onder keizer Trajanus zijn greep op de regio. Hij maakte een einde aan het Nabatese koninkrijk en creëerde op de oostoever van de Jordaan de provincie Arabia, met Bosra als hoofdstad.
In Syrië voerden de Romeinen oorlog tegen de Parthen en veroverden een gedeelte van hun gebied, waaronder ook de Parthische stad Doura Europos aan de Eufraat. Toch bleven de Parthen het Romeinse Rijk onrust bezorgen.

In 193 n. Chr. werd de legeraanvoerder van een Syrisch legioen, Septimius Severus, keizer van het Romeinse Rijk. De Severiden-familie bracht daarna nog drie soldatenkeizers voort: Caracalla, Elagabalus en Alexander. Dat een Syriër keizer kon worden laat zien hoe belangrijk de oorlog tegen de Parthen was geworden. Van 244-248 was opnieuw een Syriër keizer: Philippus Arabus, geboren in het dorp Shahba in de Hauran. Tijdens zijn regeringsperiode kreeg hij te maken met de Sassaniden (ook Nieuw-Perzen genoemd), die de Parthen in 224 hadden verslagen. In 256 veroverden de Sassaniden Doura Europos en in 259 namen zij keizer Valerianus gevangen. Dit was de aanleiding voor Rome om de Palmyreen Odenathus te hulp te roepen, die met zijn leger de Sassaniden voorlopig tot ver achter de Eufraat terugdrong. Zijn vrouw Zenobia wist na zijn dood het machtsgebied van Palmyra uit te breiden tot in Egypte en Anatolië en riep zichzelf uit tot Keizerin van het Oosten. In 272 werd haar leger uiteindelijk door keizer Aurelianus verslagen. Na de val van Doura Europos kwam de Romeinse verdedigingslinie tegen de Sassaniden te liggen op een noord-zuid lijn van de Eufraat via Resafe en Palmyra naar Damascus, dus dwars door de Syrische woestijn. De bedenker van deze linie was keizer Diocletianus (reg. 284-305).

Het Christendom

Vanaf 250 hadden de christenen voortdurend te maken gehad met anti-christelijke maatregelen van overheidswege. Onder Diocletianus werd opnieuw ernst gemaakt met de systematische vervolging van christenen. In de ogen van Diocletianus diende alleen de keizer object te zijn van verering en hij vaardigde dan ook een verbod uit op christelijke samenkomsten, wat in de eerste jaren van de vierde eeuw uitliep op bloederige onderdrukking, vooral in Syrië. De martelaar Sergius was een van de slachtoffers van Diocletianus' bewind. Het tij keerde toen keizer Constantijn in 312 aanhanger werd van het Christendom. Langzamerhand werd het bestuur van de kerk centraal en hiërarchisch: in 381 kreeg de bisschop van Rome het gezag over alle andere bisschoppen.
Juist omdat het christelijke geloof vaste voet aan de grond had gekregen, kwamen het kluizenaarschap en het kloosterleven in zwang. Door de nabijheid van het Heilige Land en door de vele vroeg-christelijke martelaren uit deze regio ontstonden er al vroeg pelgrimsoorden, zoals de woestijnstad Resafe, waar Sergius werd omgebracht.

Theodosius (reg. 383-395) was de laatste keizer van het ongedeelde Romeinse Rijk. Hij verhief het Christendom in 394 tot staatsgodsdienst. Nieuwe kerken kwamen nu overal op.

Onder Byzantium

Byzantium of Constantinopel (teg. Istanbul) werd de hoofdstad van het Oostromeinse of Byzantijnse Rijk. De vierde en vijfde eeuw waren voor Syrië een tijd van vrede en welvaart. Binnen de kerk ontstond in die tijd een hevige richtingenstrijd over de natuur van Jezus Christus: was hij God of was hij mens? Hier kwamen de monofysieten (Jezus is God) tegenover de Nestorianen te staan (Jezus is soms God, soms mens); er kwam een derde oplossing: Jezus is tegelijkertijd God en mens. Hierop wendden de monofysieten en Nestorianen zich permanent af van de orthodoxe moederkerk. Het politieke gezag van Byzantium werd hiermee in de Syrische provincie ondermijnd.

In deze periode was de Byzantijnse keizer echter afhankelijk van de Ghassaniden, een bedoeïenenstam en aanhangers van het monofytisme. Deze stam had zich gevestigd in de Hauran en de Golan en verdedigde het Byzantijnse Rijk tegen de Sassanidische Perzen. De Hauran werd in deze tijd een dichtbevolkt gebied, dat rijk werd door de graanexport. Een andere streek die bloeide in deze periode was het Belus-massief, dit gebied strekt zich uit tussen Apamea en Aleppo. Deze streek had zijn welstand van de vierde tot de zevende eeuw te danken aan de export van olijfolie. De route naar het afzetgebied werd afgesneden toen de Sassaniden in het begin van de zevende eeuw Antiochië veroverden. Later, toen de Islam heel Syrië had veroverd, kwam in deze situatie geen verbetering en langzaam trok de bevolking weg uit het gebied.

vervolg reisverhaal:

Crac  des Chevaliers

Een week geleden is er veel sneeuw gevallen hier in de bergen waar onze route van vandaag doorheen loopt, via Malula reizen we naar het noorden. Malula is een dorpje dat tegen de bergen geplakt ligt, dwars door die bergen loopt een kloof, we dwalen hier wat rond en reizen daarna verder naar Crac des Chavaliers. Malula is de enige plaats in Syrië waar nog Aramees (de taal van de bijbel) gesproken wordt. Met een flinke dot gas neemt Han de bocht vanuit het dorpje Crac des Chevaliers om zoveel mogelijk vaart te maken voor de laatste steile helling die leidt naar de burcht. Na lang zoeken vinden we het kleine Baibarhotel dat uitzicht heeft over de diverse bergen en dalen rondom deze kruisvaarderburcht. Crac des Chevaliers ligt 200 meter voor ons balkon, nadat de zon de burcht heeft verlaten komt de volle maan in al zijn glorie uit het niets te voorschijn, de bergen in de verte hangen er in blauwgrijs gekleurde lagen onder. Die kruisvaarders wisten wel waar ze moesten gaan zitten in die tijd. Ooit was het één van de meest geduchte bolwerken in de kruisvaardersgeschiedenis.

Spelen met het licht, de wind en de mist

Om 19.00 uur gaan we slapen, rond middernacht staan we weer op. De volle maan heeft de burcht in sprookjeslicht gezet. In het dorp in het dal twinkelen de lichtjes, we verwachten ieder moment een ezel met een zwangere vrouw erop, het is tenslotte bijna kerst. De wind giert om het hotel, hij beukt soms zo hard dat het hele gebouw dat tegen de rotswand hangt begint te klapperen, de honden blaffen zoals altijd en overal als het nacht is, als het nog later wordt huilen ze als wolven, misschien is het de invloed van de volle maan. Verkleumd rollen we daarna weer in bed, de wekker staat op 6.00 uur voor de zonsopgang, dit wordt een fotografienacht, we willen niets missen van deze nacht zo dicht bij Crac des Chevaliers. Het is 6.00 uur in de ochtend, nog steeds koud en zeer winderig, de zon duwt het eerste licht al achter de berg omhoog. De zon laat tevens wolken verdampen tot mooie mistflarden en de wind stuurt deze wild onze richting in. De natuur is ons goed gezind, we kunnen spelen met het licht. Er staat een half afgebouwd gebouw, het is foeilelijk, maar het licht, de wind en de mist maken alles magisch, het wordt als een cadeau voor onze lens gelegd, als een prachtig dramatisch kunstwerk. Het dorp in het dal ligt nog vredig in een roze ochtendgloed.

St. George Monastery

Het is een lange wandeling naar het dal waarin St. George Monastery ligt, vanaf de burcht loop je eerst door een dorp en dan door oude olijfboomgaarden, af en toe staan er zeer oude vijgenbomen tussen, kaal in de winter, de witte stammen zien er stoer uit. Als we na zo,n twee uur afdalen en fotograferen bij het klooster komen, pauzeren op dat moment de vuilnismannen. We worden spontaan uitgenodigd op de thee, één van de mannen wil fotograferen met onze camera. Als hij de smaak te pakken heeft gaat hij ook het klooster fotograferen, lachend springt hij rond met mijn nieuwe camera, ik moet er even van slikken want ik ben zo blij met de nieuwe camera en ik ben er nog zo zuinig op, maar al snel voelt het goed, de man zegt dat hij nu een journalist is en uiteindelijk is ook een camera gewoon gereedschap om iets mee vast te leggen. Ook wij moeten aan een fotosessie geloven, hij fotografeert ons van alle kanten. Het is gezellig en de thee smaakt goed, je zuigt de thee hier door een lepeltje met een soort zeefje aan het eind. De mannen willen allemaal met mij op de foto, maar bij het afscheid mogen ze alleen Han de hand schudden, ze lossen dit op door mij de arm te schudden, ze moeten er zelf om lachen.
Er klinkt serene muziek in de kerk van de St. George Monastry, er hangen veel oude houten iconen en fotografie is geen probleem. Overal valt mooi licht op de iconen, de oude banken en de gangpaden. De muziek zijn Byzantijnse Hymnen van het Byzantijnse St. Jan koor uit Damascus, we kopen de prachtige CD in het kloosterwinkeltje. St. George is een van de meest populaire heiligen in het Midden-Oosten. In het Arabisch is hij bekend als Mar Jirjis. Volgens traditie zou hij een Palestijn zijn geweest in het Romeinse leger die werd geëxecuteerd in de derde eeuw A.D. voor het verscheuren van een kopie van het keizerlijk decreet dat uitoefenen van het Christendom verbood.
Als we in de kleine oude kerk komen die onder het klooster ligt is er net een doopdienst, we vallen met de neus in de boter, het kind dat gedoopt wordt schreeuwt moord en brand, de vrouwen zingen Arabische liederen, joelen en klakken met de tongen, de mannen kijken zwijgzaam toe. We krijgen brandende kaarsen en iedereen krijgt een zakje lekkers, de mannen blauwe, de vrouwen roze en we worden uitgenodigd om het feest thuis mee te vieren, ze willen ons daarna dan weer terug brengen naar het hotel, maar we willen de klim terug naar de burcht ook nog graag maken en slaan dit bijzondere aanbod af.
Op de heenweg in de hal bij Schiphol zat een vrouw aan een echtpaar dat naar Jordanië wilde reizen te vertellen hoe moeilijk en ingewikkeld reizen in Arabische landen en vooral in Syrië is, dat je niet naast een man in een bus mocht gaan zitten, dat je mannen niet mocht aankijken en nog meer van die flauwe kul. Dat vrouwen altijd een doekje op moesten en nederig naar beneden moesten kijken. Zo kun je natuurlijk je eigen reis wel heel spannend maken. Onze ervaring van vier jaar geleden is nog dezelfde als nu, de vriendelijkheid is bijzonder, de mannen willen graag met mij op de foto en in de bus kun je gewoon naast een man gaan zitten. We hebben thee gedronken in het dorp, thee gedronken met wegwerkers, thee gedronken met de vuilnismannen en uitgebreid gebabbeld met de mannen van ons hotel en vooral met al deze mannen veel gelachen, de Syriërs hebben humor en zijn vrolijk. Han moest met een man op de foto, ieder met zijn eigen doek. Overal worden we overladen met hapjes en thee. Het eten is hier heerlijk, mezze is het meest gangbare eten, het is een maaltijd met veel schotels met lekkers, vooral de pittige humus en de gerookte binnenkant van de aubergine (de beroemde eggplant) hebben een bijzondere smaak, de broodjes zijn zeer dun en klein, je scheurt er kleine stukjes af en vult die met de humus. Het is tevens je bestek zoals brood dat in veel landen is. Mezze kan vanalles zijn, geroosterde bloemkoolroosjes, gebakken schijfjes aardappel ingesmeerd met dikke granaatappelsiroop, geroosterde courgette, rode bieten licht gekookt, grote radijs en zure augurken. Maar je kunt de humus ook smeren op wortel of komkommer die ook in een schaaltje worden aangeleverd. Knoflook wordt rijkelijk gebruikt in al deze gerechten evenals munt. Farooj mishwee (kip overgoten met yoghurtsaus met veel knoflook) is hier een specialiteit. De platte broden heten khoobz Arabi. Han probeert zoals altijd de taal weer te ontcijferen en soms lukt dat ook nog, hij kan in ieder geval al tellen in het Arabisch, want zelfs de cijfers lijken niet op de onze, ons systeem stamt wel van het Arabisch af, Han is dol op dit soort gepuzzel en als een echte teacher kan hij het niet laten om het mij ook te willen leren. De arak (leeuwenmelk) een Syrische anijsdrank gemaakt van het overgebleven drab van het wijnpersen met toevoeging van anijs moet je stiekem kopen, het wordt in een zwarte plastic zak aan je mee gegeven, het is een groot geheim, maar je ziet ze hier veel lopen met die zwarte plastic zakken. Als je de winkel eenmaal hebt gevonden kun je kiezen uit tientallen soorten arak.

De man met de sleutelbos om de poort van de burcht te openen heeft zich verslapen, het wordt wat later dan 9.00 uur. Terwijl wij staan te wachten komt er een vuilniswagen langs en die begint luid te toeteren, we moeten komen, het zijn de mannen van gisteren en ze hebben allerlei lekkers voor ons. We kletsen nog een tijdje en nemen daarna afscheid, zij moeten werken en wij kunnen de burcht in, bij het afscheid word ik gezoend op beide wangen, als ik vraag waarom dat nu wel kan en ik gisteren nog geen hand mocht geven is het antwoord: “now you are friends”, zo snel kan het dus gaan bij die islamieten. Lachend nemen we afscheid, met een goed gevoel en met handen vol lekkers.
Crac des Chevaliers is waanzinnig mooi, groot en massief staat de burcht te pronken op de rots en de binnenkant heeft mooie doorkijken met lichtinvallen om van te dromen.

Hama

Alle huizen zijn vrij nieuw en oerlelijk zoals iedere nieuwbouw in Syrië, er is hier geen oude stad meer, de stad is in 1982 plat gebombardeerd door het leger van Assad omdat de moslimbroeders in opstand kwamen. Assad is zelf een Alawiet, een minderheidssekte binnen de Sjiieten die al een minderheid zijn, ze worden als geen goede moslims beschouwd, volgens de Orthodoxe leer zouden het dus ketters zijn, in Irak vinden om die reden op het ogenblik nog steeds grote moordpartijen op Sjiieten plaats. De Assad clan houdt hun macht met geweld en onderdrukking in stand, de oppositie waarschuwt voor een wolf in schaapskleren. Maar we hebben ook gezien dat de infrastructuur hier de afgelopen jaren enorm is aangepakt, de wegen zijn prima of ze worden nog vernieuwd. Er is gratis onderwijs en het land zit vol stammen en soms is een dictator dan de enige die een land stabiel kan houden, we kunnen er toch niet achter kijken. Het is in ieder geval niet zo dat het land verloederd zoals in Birma en dat het bewind alleen maar zijn zakken vult.

Ons hotel heeft overal camera's hangen, ze zien precies of we de trap af komen of op lopen. Als ik de trap afloop met twee bekers om warm water te halen voor onze koffie, staat de hoteleigenaar al met de waterketel met heet water in de hand klaar om het in te schenken. Op onze kamer gaat iedere keer de telefoon, Han zegt voor de grap dat het controle is en we demonteren de telefoon omdat we vannacht niet gebeld willen worden, maar binnen korte tijd komt er iemand kijken wat er met de telefoon is, we geven hem het hele ding mee en zeggen dat hij hem mag houden. Hij vertrekt met de telefoon en wenst ons een goede nacht.

Apamea

Zo’n 60 kilometer van Hama ligt Apamea, een prachtige grote Romeinse site die volledig in de mist ligt als we eraan komen, dat maakt de site nog mooier, je verwacht ieder moment dat de Romeinen opdoemen uit de mist. De oude stad Apamea is vernietigd door een aardbeving in 1147. In de hoogtijdagen van Apamea woonden er 500.000 mensen in deze stad. Overal tussen de restanten wordt geploegd en gezaaid. Een groot deel van de dag gaat hieraan op. Op de terugweg maken we een omweg om Masyaf nog even te bezoeken. Aan de voet van de berg Ansariyya ligt het kasteel van de Kruisvaarders uit 1103, het ligt dominant tegen de achtergrond van de berg. De kruisvaarders waren grote beesten, we lezen dat ze ooit neerstreken op een plek waar niet voldoende voedsel was, ze doden daarom de bevolking inclusief de kinderen, de volwassenen werden gekookt en de kinderen roosterden ze aan het spit. In ons land leerden we vroeger op school dat het helden waren, wij zien dat toch wel even anders. Rondom het kasteel wonen overal nomaden.

Woestijn rondom Hama

Goudgeel en oneindig zijn de woestijnlandschappen waar we door reizen, de dorpen zijn mooi, de huizen zien er beter uit en er is minder rommel. Plasticafval is een groot probleem in Syrië. In sommige dorpen staan nog oude bijenhuizen. De nomaden onderweg zijn luxe nomaden, ze zijn allemaal in het bezit van een vrachtauto en de staat heeft overal putten geslagen voor vers drinkwater, met watertankwagens rijden de nomaden af en aan met drinkwater. Ze hebben belang bij deze nomaden, ze voorzien het land van schapenvlees. De volle zon komt ons goed van pas, we willen eindeloze horizonnen zien, gisteren konden we de mist goed gebruiken.
Kasteel Qasr Ibn al Wardan is van basalt en zandsteen, het is Mamlukse stijl. De oude gids is een boefje, hij wil steeds aan mij friemelen als Han even niet kijkt, maar ik kijk hem streng aan, hef mijn vinger op en duw hem vriendelijk opzij en zeg gewoon in het Nederlands: “doe dat maar even niet”, en dan houdt hij er meteen mee op. De mist komt terug en maakt het goudgele landschap blauw/grijs. In de buurt van het kasteel worden we uitgenodigd om op een binnenplaats koffie en thee te komen drinken. De koffie is zeer sterk en is gekruid met kardemom, de thee is mierzoet. Wie hier de baas is zie je zo, een grote dikke vrouw, het zal wel de moeder des huizes zijn, ligt op een matras op de binnenplaats te commanderen en te roken. De drie jonge vrouwen rennen af en aan, de dikke vrouw zit onder de tatoeages en ze steekt de ene sigaret met de ander aan, het ziet er allemaal ongezond uit, ze kijkt boosaardig naar de jonge vrouwen, maar ze glimlacht tegen ons. De hiërarchie is hier duidelijk. Alles woont hier zoals in zoveel landen onder één dak, je moet er toch niet aan denken.
De jongens die onderweg op de schapen en de geiten moeten passen hebben een voetbal bij zich, terwijl de beesten grazen kunnen zij voetballen, ze hebben er lol in. In Abu Khanadiq pikken we een Arabier op, hij moet naar Abu ad Duhur, hij kan ons mooi de weg wijzen, want we zitten ver van de bewoonde wereld en soms is het wat lastig met al die Arabische letters. In Abu ad Duhur stapt de volgende Arabier weer in en die brengt ons naar de rode route op de kaart, stapt dan weer uit en groet ons met de hand op het hart, we weten nu weer waar we zijn. Ondertussen krijgen we een landschap met grote keien, wat is het hier afgelegen en somber nu de zon weg is. We komen door de plaats Maarrat an Numan waar de kruisvaarders op 12 december 1098 onder het commando van graaf Remon van Toulouse als beesten hebben huisgehouden, ze ontheemden zichzelf nog meer dan gebruikelijk, het is om van te gruwen, hier werden die volwassen en kinderen vermoord.

De schapen van de vele kuddes hebben dezelfde grote en kleuren als de stenen, ze gaan op in het landschap, hier geen luxe nomaden maar gewoon kuddes met ezels en honden. De kinderen op de ezels zijn prachtig, de zon heeft de dikke mist voorlopig verdreven. We zijn op zoek naar de dode steden, een man op een brommer heeft ons geholpen uit de doolhof van straten en we hopen nu op de goede weg te zitten, zoniet dan genieten we maar van de natuur, want het is hier mooi en ruig in de omgeving van Al Barha. Maanlandschappen overal, zo ver je kunt kijken. We vinden de dode steden, we hebben er al veel over gelezen. Na de dode steden zijn overal oude olijfboomgaarden. De dode steden hebben vroeger waarschijnlijk van de olijvenhandel geleefd, de handel is toen ingestort en men denkt dat de dode steden daardoor ongeveer 1500 jaar geleden zijn verlaten.